Alles van waarde is weerloos

"Utrecht revisited" van Alain Teister (door Ingmar Heytze)

Alles van waarde is weerloos
06-05-2020

UTRECHT REVISITED Waar waren de dagen van Bonifacius, dacht ik. De dagen dat hij in Dokkum een kopje kleiner gemaakt werd, vroeg de vriendin van de laatste jaren, het laatste in bed – nee, nee, de dagen van strafwerk en herfst, de doodstille morgens, kwart over acht, slenterend onder kastanjebomen, althans, zo staan ze in mijn herinnering, langs de verdomde Kromme en Nieuwe Gracht; lyceum over het water vol thema’s en algebra, Tacitus, Plato, stemmen van leraren, geur van schoolbord, de geur van het ene meisje – en onvoldoendes voor alles en iedereen. In de winter de ijsbaan aan de Johannapolder. De ijsbaan, vroeg ze, waar Schenk z’n records reed? Nee, nee, de dagen van Friese schaatsen, toen niemand kon rijden, behalve het ene meisje, dat ook met de knappere jongen uit de nog hogere klas voor me uitliep; en had ik soms iemand om uit te leggen dat je nu net zo goed dood kon? En ’s avonds, twee vrienden, gedichten onder de arm, op weg naar het Paushuis. Een voetreis naar Rome? vroeg ze. Nee nee, de gracht waar Marsman gewoond had, en later reed ik dan langs het huis van het meisje, haar kamer bleef donker, en onvoldoendes voor alles en iedereen. Kom terug uit die stad. Ben je zielig? vroeg ze. Nee nee, ja ja, maar ik weet bijna alles: de kamer van Marsman, Tacitus, schaatsen, waarom iedereen iedereen alleen heeft gelaten, en dat ik op avonden zonder jou dat meisje weer hoorde praten – En later keek ze me aan, de vrouw van vandaag, en al bijna gisteren, en ik zag wel wat er ontbrak: haar ogen gaven me onvoldoende. Vluchten dus, net als toen, gepakt en gezakt.