Betrouwbare Bronnen

160 - De val van het kabinet Rutte III

Betrouwbare Bronnen
18-01-2021

Het kabinet Rutte III trad af. Hoe bijzonder is dat eigenlijk? In deze editie van Betrouwbare Bronnen kijken Jaap Jansen en PG Kroeger naar de politieke actualiteit rond de kindertoeslagaffaire met een blik op de parlementaire historie en de discussie over aftreden, optreden, staatsrecht, de ‘Rutte Doctrine’ en het vraagstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid sinds Thorbecke.
Moest het kabinet wel weg? Moest minister Eric Wiebes wel meteen helemaal vertrekken als minister? En wat deed Lodewijk Asscher en zijn PvdA? Had Herman Tjeenk Willink gelijk met zijn kritiek op de Tweede Kamer. En hoe beoordelen we Klaas Dijkhoff met zijn achteloos opzijschuiven van de optie van vertrekken als ‘een gebaar van hoogst symbolische waarde’?
PG herinnert eraan hoe in ons land kabinetten eerder struikelen dan vallen. Dat gaat soms nogal kolderiek. Van de jeneverbladen die Jan de Quay de kop kostten tot de woede van gereformeerden over de Paus in 1925 en van Limburgse ruzies over een lunch tot de VVD-woede over een luttele f1,65 forensentaks. Bij die laatste kabinetscrisis verblufte premier Ruud Lubbers niet alleen zijn mopperige coalitiepartner Joris Voorhoeve, maar misschien nog wel het meest zijn CDA-partijgenoten die hem het beste dachten te kennen.
Maar soms vallen kabinetten wel degelijk op grote en principiële zaken, zoals Rutte III nu. Toch doe je er ook dan goed aan, heel scherp te kijken of het beeld aan de buitenkant hetzelfde is als het gedoe in de binnenkamers en de wandelgangen van het Binnenhof. Zo viel een kabinet over de Omroepwet, terwijl het vooral een zaak bleek van intern gedoe binnen de KVP, de partij van de premier, en de wens die man snel te dumpen. Zoiets speelde ook bij de epische drama’s in het kabinet Van Agt/Den Uyl/Terlouw, nu 40 jaar geleden, en bij de ondergang van Wim Kok als premier van Paars II.
Duidelijk wordt dan ineens dat de aanleiding van een crisis meestal niet de reden van zo’n politieke explosie is. En daarom komen Jaap en PG tot een opvallende analogie van Rutte III met de instorting van een eerdere ministersploeg waarin ministers zich ook pijnlijk moesten verantwoorden voor een groot drama waarin hun apparaten vele steken hadden laten vallen.
Dit laat nog eens zien dat er een fijnzinnig onderscheid bestaat tussen het beginsel van Thorbecke over ‘de ministeriële verantwoordelijkheid’ voor zowel het maken van beleid als het concreet toepassen en uitvoeren van beleidsplannen en het politiek essentiële vraagstuk van het vertrouwen dat een kabinet en een minister wel of niet geniet bij het parlement. Vaak worden die twee wezenlijke aspecten verward en zoiets is dan nogal eens reden tot politieke en staatsrechtelijke fouten en loze beweringen. PG heeft een dramatisch voorbeeld uit eigen belevenis in een indringend Kamerdebat, waarin het lot van een zeer stevig bewindsman toch aan een zijden draadje leek te hangen.
Minstens zo opmerkelijk is het feit uit de politieke geschiedenis dat het nergens is ‘verplicht’ dat een kabinet zou moeten opstappen in een naargeestige situatie als die waarin Rutte III verzeild was geraakt met de kindertoeslagaffaire. Heel wat kabinetten bleven gewoon aan nadat zich politieke rampen voltrokken waarvoor zij toch echt geheel verantwoordelijk waren geweest. Ook in het recente politieke verleden! Het geheugen blijkt in Den Haag vaak opvallend kort.
En hoe nu verder? PG doet de Kamer en de bewindslieden twee krachtige aanbevelingen. Ten eerste: een staatcommissie die de actuele omgang en betekenis van artikel 68 van de Grondwet snel en met groot gezag definieert. Alleen zo kan de politiek komen tot een breed aanvaarde wijze van handelen met openheid, transparantie en de soms noodzakelijke discretie bij het geven van advies door onafhankelijke experts en ambtenaren.
En ten tweede: een soort onafhankelijke ‘tsaar’ die met een beperkt, uitermate slim ‘crisisteam’ de Belastingdienst en de uitvoeringspraktijk volledig op de schop neemt. Deze verantwoordt zich direct aan het kabinet en zorgt ervoor dat interne blokkades en ambtelijk gehannes worden opgeruimd. Zo’n in zulke apparaten gevreesde en gehate ‘gedelegeerd bestuurder’ heeft destijds de chaos bij de studiefinanciering binnen een half jaar opgelost. Zeg dus niet dat het niet kan: Roel in ’t Veld maakte dit huzarenstukje wel degelijk waar.
*** 
Deze aflevering is mede mogelijk gemaakt door donaties van luisteraars via de site Vriend van de Show
***
Verder lezen
Verklaring van minister-president Mark Rutte over het aftreden van het kabinet
Kamerbrief met reactie kabinet op rapport 'Ongekend onrecht'
Herman Tjeenk Willink - Kamer moet bij Toeslagen zelf in de spiegel kijken
***
Verder luisteren naar eerdere afleveringen van Betrouwbare Bronnen
147 – De kindertoeslagaffaire: het ging al mis bij de wetgeving
141 – Hans Vijlbrief: een nieuwe relatie overheid-burger in de strijd tegen het populisme
80 - Rutte en de ministeriële verantwoordelijkheid
68 - De kindertoeslagaffaire: hoe de Belastingdienst willens en wetens duizenden ouders dupeerde
***
Tijdlijn
00:00:00 – Intro
00:06:31 – Deel 1
00:35:28 – Deel 2
01:25:44 – Uitro
01:26:37 – Einde    
Zie het privacybeleid op https://art19.com/privacy en de privacyverklaring van Californië op https://art19.com/privacy#do-not-sell-my-info.