Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 178 Geloof Overtuiging En Visie

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
07-09-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

III. Geloof, overtuiging en visie

1. Alle speciale relaties hebben zonde ten doel. Want ze behelzen een marchanderen met de werkelijkheid, waaraan de schijnbare eenheid wordt aangepast. Vergeet dit niet: marchanderen is beperken, en elke broeder met wie je relatie beperkt is, haat jij. Jij probeert je misschien in naam van de ‘billijkheid’ aan de handelsovereenkomst te houden, waarbij jij van jezelf af en toe een betaling eist, maar wellicht vaker van de ander. Zo probeer je met die ‘billijkheid’ de schuld te verzachten die voortvloeit uit wat als doel van de relatie is aanvaard. En om die reden dient de Heilige Geest de bedoeling ervan te veranderen, om ze voor Hem bruikbaar en voor jou onschadelijk te maken.
2. Als je deze verandering aanvaardt, heb je het idee aanvaard ruimte te maken voor de waarheid. De bron van de zonde is verdwenen. Je beeldt je misschien in dat je nog steeds de gevolgen ervan ervaart, maar het is niet jouw doel en je wilt het niet meer. Niemand laat toe dat een doel verwisseld wordt zolang hij het nog verlangt, want niets wordt zo gekoesterd en beschermd als een doel dat door de denkgeest wordt omarmd. Dit zal hij najagen, verbeten of enthousiast, maar steeds vol geloof en met de volharding die geloof onvermijdelijk met zich meebrengt. De kracht van het geloof wordt nooit onderkend als het in de zonde wordt geïnvesteerd. Maar ze wordt altijd onderkend als het geïnvesteerd wordt in de liefde.
3. Waarom komt het jou vreemd voor dat geloof bergen kan verzetten? Dit is een klein kunstje voor zo’n kracht. Want geloof kan Gods Zoon geketend houden zolang hij gelooft dat hij in ketenen zit. En wanneer hij eruit wordt bevrijd, komt dit simpelweg doordat hij niet langer in ketenen gelooft, en zijn geloof dat ze hem kunnen vasthouden eruit terughaalt, om dat in plaats daarvan in zijn vrijheid te stellen. Het is onmogelijk eenzelfde geloof te stellen in tegengestelde richtingen. Het geloof dat je aan zonde hecht, ontneem je aan heiligheid. En wat je schenkt aan heiligheid is onttrokken aan de zonde.
4. Geloof, overtuiging en visie zijn de middelen waarmee het doel van heiligheid wordt bereikt. Door middel daarvan leidt de Heilige Geest jou naar de werkelijke wereld, weg van alle illusies waarin jij je geloof had gesteld. Dit is Zijn richting, de enige die Hij ooit ziet. En wanneer jij afdwaalt, herinnert Hij jou eraan dat er maar één is. Zijn geloof, Zijn overtuiging en Zijn visie staan jou allemaal ter beschikking. En wanneer jij ze volledig hebt aanvaard in plaats van die van jou, zul je ze niet langer nodig hebben. Want geloof, visie en overtuiging hebben alleen betekenis vóór de staat van zekerheid wordt bereikt. In de Hemel zijn ze onbekend. Maar toch wordt de Hemel door middel hiervan bereikt.
5. Het is onmogelijk dat het de Zoon van God aan geloof ontbreekt, maar hij kan wel kiezen waaraan hij het wil hechten. Ongeloof is niet een gebrek aan geloof, maar geloof in niets. Het ontbreekt het geloof in illusies beslist niet aan macht, want daardoor gelooft de Zoon van God juist dat hij machteloos is. Zo heeft hij geen geloof in zichzelf, maar gelooft hij sterk in zijn illusies over zichzelf. Want jij hebt geloof, waarneming en overtuiging gemaakt, als middel om zekerheid te verliezen en zonde te vinden. Deze dwaze richting was jouw keuze, en door je geloof in wat je koos heb jij gemaakt wat je verlangde.
6. De Heilige Geest heeft een toepassing voor alle middelen waarmee jij geprobeerd hebt zonde te vinden. Maar waar Hij ze gebruikt leiden ze weg van zonde, omdat Zijn doel in de tegenovergestelde richting ligt. Hij ziet de middelen die jij gebruikt, maar niet het doel waarvoor jij ze hebt gemaakt. Hij zal ze jou niet afnemen, want Hij ziet hun waarde als middel voor wat Hij voor jou wil. Jij hebt waarneming gemaakt opdat je tussen je broeders zou kunnen kiezen, en met hen naar zonden zou kunnen zoeken. De Heilige Geest ziet waarneming als een middel om jou te onderwijzen dat de visie van een heilige relatie het enige is wat jij wenst te zien. Dan zul jij aan heiligheid je geloof schenken doordat je, als gevolg van je verlangen, daarnaar verlangt en daarin gelooft.
7. Geloof en overtuiging gaan zich aan visie hechten, wanneer al de middelen die eens de zonde dienden, nu wederom op heiligheid worden gericht. Want wat jij denkt dat zonde is, is beperking, en wie jij tot het lichaam probeert te beperken, haat jij omdat je bang bent. In je weigering hem te vergeven wil je hem tot het lichaam veroordelen, omdat het middel om te zondigen jou dierbaar is. En zo geniet het lichaam jouw geloof en overtuiging. Maar heiligheid bevrijdt jouw broeder, doordat ze haat wegneemt door het wegnemen van angst, niet als symptoom, maar aan de bron.
8. Zij die hun broeders van het lichaam willen bevrijden, kunnen niet angstig zijn. Ze hebben het middel om te zondigen verworpen door ervoor te kiezen dat alle beperkingen worden weggenomen. Wanneer ze ernaar verlangen hun broeders in heiligheid te bezien, ziet de kracht van hun overtuiging en geloof ver aan het lichaam voorbij, ondersteunt ze visie en hindert die niet. Maar eerst kozen ze ervoor te onderkennen hoezeer hun geloof hun begrip van de wereld had beperkt, en verlangden ze die kracht elders te plaatsen, mocht hun een ander gezichtspunt worden gegeven. De wonderen die op deze beslissing volgen, komen eveneens voort uit geloof. Want allen die ervoor kiezen hun blik van de zonde af te wenden, krijgen visie ten geschenke, en worden naar heiligheid geleid.
9. Zij die in zonde geloven moeten wel denken dat de Heilige Geest om offers vraagt, want dat is de manier waarop, naar ze menen, hun doel wordt bereikt. Broeder, de Heilige Geest weet dat offers niets brengen. Hij marchandeert niet. En als je Hem probeert te beperken zul je Hem haten, omdat je bang bent. De gave die Hij jou gegeven heeft is méér dan al het andere aan deze kant van de Hemel. Het moment van haar herkenning is nabij. Verbind je bewustzijn met wat al verbonden is. Het geloof dat jij je broeder schenkt, kan dit tot stand brengen. Want Hij die de wereld liefheeft, ziet haar voor jou, zonder één smetje zonde, en in een onschuld die de aanblik ervan even schitterend maakt als de Hemel.
10. Jouw geloof in offeren heeft het in jouw ogen grote macht gegeven; zij het dan dat je niet beseft dat jij daardoor niet kunt zien. Want een offer kan alleen maar worden afgedwongen van een lichaam, door een ander lichaam. De denkgeest kan dit noch van zichzelf vragen noch ontvangen. En evenmin kan het lichaam dit. De intentie ligt in de denkgeest, die het lichaam probeert te gebruiken om het middel voor de zonde – waarin de denkgeest gelooft – ten uitvoer te brengen. Aldus is de verbinding van denkgeest en lichaam een onontkoombare overtuiging van degenen die de zonde van waarde achten. En zo is een offer steevast een middel om te beperken, en dus te haten.
11. Denk jij dat de Heilige Geest zich hierom bekommert? Hij geeft niet iets waarvan het Zijn bedoeling is jou weg te leiden. Jij denkt dat Hij jou voor je eigen bestwil van iets zou beroven. Maar ‘bestwil’ en ‘beroving’ zijn tegengestelden, die zich op geen enkele betekenisvolle manier met elkaar laten verbinden. Het is alsof je zeggen zou dat zon en maan één zijn omdat ze komen met de dag en de nacht, en dus wel met elkaar verbonden moeten zijn. Maar het zien van de ene is slechts het teken dat de andere uit het zicht verdwenen is. En het is onmogelijk dat wat licht geeft, één is met wat van het duister afhankelijk is om zichtbaar te zijn. Geen van beide eist het offer van de ander. Maar elk is aangewezen op de ander zijn afwezigheid.
12. Het lichaam werd gemaakt om als offer voor de zonde te fungeren, en zo wordt het in de duisternis nog altijd gezien. Maar in het licht van de visie wordt er totaal anders naar gekeken. Je kunt erin geloven dat het dienstbaar is aan het doel van de Heilige Geest, en het de macht geven als middel te dienen om de blinden te helpen zien. Maar in hun zien kijken zij eraan voorbij, net als jij. Het geloof en de overtuiging die jij het geschonken hebt, behoort toe aan wat erachter ligt. Jij hebt waarneming en overtuiging en geloof van de denkgeest weggenomen en aan het lichaam gegeven. Laat ze nu worden teruggegeven aan wat hen heeft doen ontstaan, en ze nog steeds gebruiken kan om zichzelf te verlossen van wat het heeft gemaakt.