Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 181 Rede Tegenover Waanzin

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
12-09-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

VI. Rede tegenover waanzin

1. De rede kan geen zonde zien maar ziet wel vergissingen, en leidt tot de correctie daarvan. Zij hecht geen waarde aan vergissingen, maar aan hun correctie. De rede zal jou eveneens vertellen dat wanneer jij denkt dat je zondigt, jij om hulp roept. Maar als jij de hulp waarom je vraagt niet aanvaardt, zul jij niet geloven dat je die kunt geven. En dus zul jij die niet geven, en houd je aldus deze overtuiging in stand. Want ieder soort vergissing dat niet is gecorrigeerd, misleidt jou over de kracht die in jou huist om de correctie uit te voeren. Als die kan corrigeren, en jij laat niet toe dat dit gebeurt, ontzeg je die aan jezelf en je broeder. En als hij diezelfde overtuiging deelt, zullen jullie beiden denken dat jullie verdoemd zijn. Dit kun jij hem en jezelf besparen. Want de rede maakt niet alleen in jou plaats voor correctie.
2. Zonder jouw broeder kun jij correctie aanvaarden noch weigeren. Zonde houdt vol dat dit wel kan. Maar de rede vertelt jou dat jij je broeder of jezelf niet als zondig kunt zien en toch de ander als onschuldig beschouwen. Wie beschouwt zichzelf als schuldig, en ziet een zondeloze wereld? En wie kan een zondige wereld zien en zichzelf als los daarvan beschouwen? De zonde houdt vol dat jij en je broeder beslist gescheiden zijn. Maar de rede vertelt jou dat dit niet juist kan zijn. Als jij en je broeder verbonden zijn, hoe kun jij dan privé-gedachten hebben? En hoe kunnen gedachten die binnenkomen in wat slechts van jou alleen lijkt, totaal geen effect hebben op wat daadwerkelijk van jou is? Als denkgeesten verbonden zijn, is dit onmogelijk.
3. Niemand kan louter voor zichzelf denken, zoals God niet zonder Zijn Zoon denkt. Alleen als Beiden in een lichaam waren, zou dit kunnen. Evenmin zou een denkgeest alleen voor zichzelf kunnen denken, tenzij het lichaam de denkgeest was. Want alleen lichamen kunnen gescheiden en dus onwerkelijk zijn. De woning van de waanzin kan niet de woning van de rede zijn. Maar het is makkelijk de woning van de waanzin te verlaten als je rede ziet. Je verlaat krankzinnigheid niet door ergens anders heen te gaan. Je verlaat die eenvoudig door de rede te accepteren waar eerst de waanzin was. Waanzin en rede zien hetzelfde, maar het staat vast dat ze er op een verschillende manier naar kijken.
4. Waanzin is een aanval op de rede die deze uit de denkgeest verdrijft, en haar plaats inneemt. De rede valt niet aan, maar neemt rustig de plaats van de waanzin in, en vervangt die als het de keuze van de krankzinnigen is naar haar te luisteren. Maar de krankzinnigen kennen hun wil niet, want ze geloven dat ze het lichaam zien, en laten hun waanzin hun vertellen dat dit werkelijk is. De rede zou hiertoe niet in staat zijn. En als jij het lichaam tegen je rede zou verdedigen, zul je noch het lichaam, noch jezelf begrijpen.
5. Het lichaam scheidt jou niet van je broeder, en als jij denkt dat dit wel zo is, ben je krankzinnig. Maar waanzin heeft een doel, en gelooft bovendien het middel te bezitten om zijn doel tot werkelijkheid te maken. Het lichaam als een barrière zien tussen wat de rede jou zegt dat ontegenzeglijk verbonden is, kan niet anders dan waanzin zijn. Evenmin zou je het kunnen zien, als je de stem van de rede hoorde. Wat kan er tussen wat continu is instaan? En als er niets tussen staat, hoe kan wat in één deel binnenkomt, dan van de andere delen worden weggehouden? Dit wil de rede jou vertellen. Maar bedenk wat je moet erkennen, als dat het geval is.
6. Als je zonde kiest in plaats van genezing, zou je de Zoon van God veroordelen tot wat nooit kan worden gecorrigeerd. Je zegt hem door jouw keuze dat hij verdoemd is, voor immer afgescheiden van jou en zijn Vader, en verstoken van hoop op een veilige terugkeer. Onderwijs hem dit, en je zult van hem precies datgene leren wat jij onderwezen hebt. Want je kunt hem alleen onderwijzen dat hij is zoals jij wilt dat hij is, en wat jij kiest dat hij moet zijn, is slechts jouw keuze voor jouzelf. Denk nu niet dat dit angstaanjagend is. Dat jij met hem verbonden bent is slechts een feit, geen interpretatie. Hoe kan een feit angstaanjagend zijn, tenzij het niet overeenstemt met wat jou dierbaarder is dan de waarheid? De rede vertelt jou dat dit feit jouw bevrijding betekent.
7. Noch jij, noch je broeder kan alléén worden aangevallen. Maar evenmin kan een van beiden in plaats daarvan een wonder aanvaarden zonder dat de ander daardoor wordt gezegend en genezen van pijn. De rede wil, evenals de liefde, jou geruststellen, en probeert jou geen angst aan te jagen. De macht om de Zoon van God te genezen is jou gegeven omdat hij één met jou moet zijn. Jij bent verantwoordelijk voor hoe hij zichzelf ziet. En de rede vertelt je dat het jou gegeven is om in één enkel ogenblik zijn hele denkgeest, die één is met jou, te veranderen. En elk ogenblik volstaat om volledige correctie van zijn vergissingen te brengen en hem heel te maken. Op het moment dat jij besluit jezelf genezen te laten worden, wordt in datzelfde ogenblik zijn hele verlossing samen met die van jou als voltooid gezien. Jou is de rede gegeven om te begrijpen dat dit zo is. Want de rede, even mild als het doel waartoe zij het middel is, leidt gestaag weg van de waanzin en naar het doel van de waarheid. En hier zul jij de last van het ontkennen van de waarheid afleggen. Deze last is verschrikkelijk, de waarheid niet.
8. Dat jij en je broeder verbonden zijn is jouw verlossing: de gave van de Hemel, en niet het geschenk van de angst. Schijnt de Hemel jou een last toe? In waanzin wel. En toch moet wat de waanzin ziet door de rede worden verdreven. De rede verzekert jou dat jij de Hemel wilt, en dat dit alles is wat jij wilt. Luister naar Hem die met rede spreekt, en jouw rede met de Zijne in overeenstemming brengt. Wees bereid de rede het middel te laten zijn waarmee Hij jou richtlijnen geeft hoe jij je krankzinnigheid achter je kunt laten. Verschuil je niet achter krankzinnigheid om aan de rede te ontkomen. Wat de waanzin verborgen wil houden, reikt de Heilige Geest nog steeds eenieder aan om er met blijdschap naar te kijken.
9. Jij bent je broeders verlosser. Hij is de jouwe. De rede spreekt hier werkelijk met vreugde over. Dit genadige plan ontving liefde van de Liefde. En wat de Liefde ontwerpt is hierin zoals Zijzelf: omdat Ze vereend is, wil Ze dat jij leert wat jij noodzakelijkerwijs moet zijn. En door één met Haar te zijn, moet het jou wel gegeven zijn te geven wat Zij gegeven heeft, en blijft geven. Breng slechts een ogenblik door in de blije aanvaarding van wat jou gegeven is om aan je broeder te geven, en leer samen met hem wat jullie beiden is gegeven. Het is niet zaliger te geven dan te ontvangen. Maar ook niet minder zalig.
10. De Zoon van God is steeds als één gezegend. En terwijl zijn dankbaarheid naar jou uitgaat die hem gezegend heeft, zal de rede jou vertellen dat het niet kan zijn dat jij buiten die zegening valt. De dankbaarheid die hij jou betuigt brengt je de dank in herinnering die jouw Vader jou brengt om dat jij Hem compleet maakt. En enkel hier, zo zegt de rede je, kun je begrijpen wat jij moet zijn. Je Vader is jou even nabij als jouw broeder. Maar wat zou jou meer nabij kunnen zijn dan jouw Zelf?
11. De macht die jij hebt over de Zoon van God vormt geen bedreiging voor zijn werkelijkheid. Ze getuigt daar alleen maar van. Waar zou zijn vrijheid anders kunnen liggen dan in hemzelf, aangezien hij reeds vrij is? En wie anders dan hijzelf zou hem kunnen kluisteren, wanneer hij zijn vrijheid afwijst? God laat niet met Zich spotten*; en evenmin kan Zijn Zoon tot gevangene worden gemaakt behalve door zijn eigen verlangen. En door zijn eigen verlangen wordt hij juist bevrijd. Dat is zijn kracht, en niet zijn zwakte. Hij is aan zijn eigen genade overgeleverd. En daar waar hij besluit genadig te zijn, is hij vrij. Maar daar waar hij in plaats daarvan besluit om te veroordelen, wordt hij gevangen gehouden, en wacht dan geketend op zijn gratie aan zichzelf, om hem te bevrijden.