Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 225 De Angst Voor Genezing

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
11-11-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

II. De angst voor genezing

1. Is genezing angstaanjagend? Voor velen wel. Want een aanklacht vormt een belemmering voor liefde, en beschadigde lichamen zijn aanklagers. Ze staan onwrikbaar in de weg van vertrouwen en vrede, en verkondigen dat zij die zwak zijn geen vertrouwen kunnen hebben en zij die beschadigd zijn geen reden hebben tot vrede. Wie is er verwond door toedoen van zijn broeder en kan hem desondanks liefhebben en vertrouwen? Hij heeft aangevallen en zal opnieuw aanvallen. Bescherm hem niet, want jouw beschadigde lichaam laat zien dat jij tegen hem moet worden beschermd. Vergeving mag dan een daad van naastenliefde zijn, maar komt hem niet toe. Hij kan voor zijn schuld wel medelijden krijgen, maar er niet van worden verschoond. En als je hem zijn overtredingen vergeeft, draag je slechts bij aan alle schuld die hij werkelijk heeft verdiend.
2. Zij die niet genezen zijn, kunnen niet vergeven. Want zij zijn de getuigen dat vergeving onrechtvaardig is. Ze willen de gevolgen vasthouden van de schuld waaraan ze voorbijzien. Maar niemand kan een zonde vergeven die naar zijn overtuiging werkelijk is. En wat gevolgen heeft, moet werkelijk zijn, want wat het heeft aangericht is voor iedereen zichtbaar. Vergeving is geen medelijden, dat er slechts naar streeft vergiffenis te schenken voor wat het denkt dat de waarheid is. Het kwade kan niet met het goede worden vergolden, want vergeving roept niet eerst de zonde in het leven om die vervolgens te vergeven. Wie kan zeggen en ook menen: ‘Mijn broeder, jij hebt mij verwond, maar toch, omdat ik van ons twee de beste ben, schenk ik jou vergiffenis voor mijn pijn.’ Zijn vergiffenis en jouw pijn kunnen niet naast elkaar bestaan. De een ontkent het bestaan van de ander en maakt die noodzakelijkerwijs onwaar.
3. Van zonde getuigen en ze toch vergeven is een paradox die de rede niet kan zien. Want ze houdt vol dat wat jou is aangedaan geen vergiffenis verdient. En door die te schenken verleen jij je broeder gratie, maar behoud jij het bewijs dat hij niet echt onschuldig is. De zieken blijven aanklagers. Ze kunnen hun broeders noch zichzelf vergeven. Want niemand in wie ware vergeving rust kan lijden. Hij houdt zijn broeder niet het bewijs van zonde voor ogen. En dus moet hij daaraan hebben voorbijgezien en die aan zijn eigen blik hebben onttrokken. Vergeving kan niet wél voor de een, en niet voor de ander zijn. Wie vergeeft is genezen. En in zijn genezing ligt het bewijs dat hij waarlijk heeft vergeven, en geen spoortje van de veroordeling behoudt die hij zichzelf of enig levend wezen nog steeds aanrekenen wil.
4. Vergeving is niet echt als ze geen genezing brengt voor jouw broeder én jouzelf. Je dient ervan te getuigen dat zijn zonden op jou geen effect hebben, om aan te tonen dat ze niet werkelijk zijn. Hoe kan hij anders schuldeloos zijn? En hoe kan zijn onschuld gerechtvaardigd zijn, tenzij zijn zonden geen gevolgen hebben waarmee schuld kan worden gerechtvaardigd? Zonden liggen buiten het bereik van vergeving juist omdat ze gevolgen met zich meebrengen die niet in hun geheel ongedaan kunnen worden gemaakt en waaraan niet totaal kan worden voorbijgezien. In het feit dat ze ongedaan worden gemaakt ligt het bewijs dat het slechts vergissingen zijn. Laat je genezen opdat je vergevingsgezind mag zijn, waardoor jij je broeder en jouzelf verlossing schenkt.
5. Een gebroken lichaam toont dat de denkgeest niet genezen is. Een wonder van genezing bewijst dat de afscheiding zonder gevolg is. Wat je hem wilt bewijzen, zul jij zelf geloven. De kracht van het getuigenis komt voort uit jouw overtuiging. En alles wat jij zegt of doet of denkt, getuigt slechts van wat je hem onderwijst. Je lichaam kan een middel zijn om te onderwijzen dat het nooit pijn heeft geleden door toedoen van hem. En door te genezen kan het hem het stille getuigenis van zijn onschuld schenken. Het is dit getuigenis dat kan spreken met een kracht groter dan van duizend tongen. Want hier krijgt hij het bewijs van zijn vergeving.
6. Een wonder kan hem niets minder schenken dan het jou gegeven heeft. Zo laat jouw genezing zien dat je denkgeest is genezen, en vergeven heeft wat hij niet heeft gedaan. En zo is hij ervan overtuigd dat zijn onschuld nooit verloren ging, en is hij samen met jou genezen. Aldus maakt het wonder al de dingen ongedaan waarvan de wereld getuigt dat ze nooit ongedaan kunnen worden gemaakt. En hopeloosheid en dood moeten verdwijnen ten overstaan van het aloude klaroengeschal van het leven. Dit geschal heeft een kracht die het zwakke en ellendige gejammer van dood en schuld verre overstijgt. De aloude roep van de Vader tot Zijn Zoon, en van de Zoon tot het Zijne, zal de laatste bazuin zijn die de wereld ooit horen zal. Broeder, er is geen dood. En dit leer je wanneer jij niets anders wenst dan je broeder te laten zien dat hij jou geen leed berokkend heeft. Hij denkt dat jouw bloed aan zijn handen kleeft, en dus is hij veroordeeld. Toch is het jou gegeven hem door jouw genezing te laten zien dat zijn schuld slechts het spinsel is van een zinloze droom.
7. Hoe rechtvaardig zijn wonderen! Want ze geven een gelijkwaardig geschenk van volledige bevrijding van schuld aan jouw broeder en jezelf. Jouw genezing bespaart hem pijn, zowel als jou, en jij bent genezen omdat jij voor hem het beste hebt gewenst. Dat is de wet waaraan het wonder gehoorzaamt: dat genezing totaal geen speciaalheid ziet. Ze komt niet voort uit medelijden, maar uit liefde. En liefde bewijst dat alle lijden slechts vergeefse verbeelding is, een dwaze wens zonder gevolgen. Jouw gezondheid is het gevolg van je verlangen jouw broeder zonder bloedbesmeurde handen of schuldbeladen hart te zien, bezwaard door het bewijs van zijn zonde. En wat jij wenst wordt jou te zien gegeven.
8. De ‘kostprijs’ van jouw sereniteit is de zijne. Dit is de ‘prijs’ die de Heilige Geest en de wereld verschillend interpreteren. De wereld beschouwt die als vaststelling van het ‘feit’ dat jouw verlossing het offer van de zijne vraagt. De Heilige Geest weet dat jouw genezing getuigt van de zijne, en totaal niet los van die van hem kan staan. Zolang hij ermee instemt te lijden, zul jij ongenezen blijven. Maar jij kunt hem laten zien dat zijn lijden zinloos is en totaal geen oorzaak heeft. Toon hem jouw genezing, en hij zal niet langer ermee instemmen te lijden. Want zijn onschuld is in zijn zicht en dat van jou bekrachtigd. En een lachen zal jouw zuchten vervangen, omdat Gods Zoon zich herinnerd heeft dat hij Gods Zoon is.
9. Wie is er dan bang voor genezing? Alleen degenen die het offer en de pijn van hun broeder zien als iets wat hun eigen sereniteit vertegenwoordigt. Hun hulpeloosheid en zwakte vormen de basis van de rechtvaardiging van zijn pijn. De zeurende angel van schuld waaronder hij lijdt dient als bewijs dat hij slaaf is, maar zij vrij zijn. De aanhoudende pijn die ze lijden toont aan dat zij vrij zijn omdat ze hem gebonden houden. En ziekte wordt wenselijk om te beletten dat het evenwicht in het offer verschuift. Hoe zou de Heilige Geest een ogenblik lang, of minder nog, ervan afgehouden kunnen worden een dergelijk argument voor ziekte te weerleggen? En is het nodig dat jouw genezing wordt uitgesteld omdat jij even stilstaat om naar waanzin te luisteren?
10. Correctie is niet jouw functie. Ze komt toe aan Iemand die weet heeft van rechtvaardigheid, niet van schuld. Als jij je de rol van corrector aanmeet, verlies je de functie van vergeving. Niemand kan vergeven totdat hij leert dat correctie slechts dient om te vergeven en nooit om te beschuldigen. Op eigen kracht kun je niet zien dat ze hetzelfde zijn, en daarom behoort correctie jou niet toe. Identiteit en functie zijn hetzelfde, en door je functie ken jij jezelf. En als jij dus jouw functie met de functie van een Ander verwart, moet je wel in verwarring zijn over jezelf en over wie jij bent. Wat is de afscheiding anders dan de wens om God Zijn functie te ontnemen, en te ontkennen dat ze Hem toebehoort? Maar als ze de Zijne niet is, is ze niet de jouwe, want je verliest noodzakelijkerwijs wat je weg wilt nemen.
11. In een gespleten denkgeest kan de identiteit niet anders dan verdeeld lijken. Ook kan niemand een functie als eenduidig zien als die tegenstrijdige doelstellingen en uiteenlopende bestemmingen heeft. Correctie moet voor een denkgeest die zo gespleten is, wel een manier zijn om de zonden die jij denkt te bezitten, in iemand anders te bestraffen. En zo wordt hij jouw slachtoffer, niet je broeder, en in zoverre van jou verschillend dat hij schuldiger is, en dus correctie nodig heeft van jou als degene die onschuldiger is dan hij. Hierdoor wordt zijn functie van de jouwe afgesplitst, en krijgen jullie beiden een andere rol. En op die manier kunnen jullie niet als één worden gezien, met een eenduidige functie die zou duiden op een gezamenlijke identiteit die maar één bestemming heeft.
12. De correctie die jij uitvoert moet wel afscheiden, want dat is de functie die jij eraan gegeven hebt. Wanneer jij ziet dat correctie hetzelfde is als vergiffenis, dan weet je eveneens dat de Denkgeest van de Heilige Geest en die van jou Eén zijn. En zo wordt jouw eigen Identiteit gevonden. Hij moet echter werken met wat Hem gegeven is, en jij verleent Hem slechts toegang tot de helft van je denkgeest. En dus vertegenwoordigt Hij de andere helft, en lijkt Hij een andere bedoeling te hebben dan degene die jij koestert en waarvan jij denkt dat ze de jouwe is. Zo lijkt jouw functie inderdaad verdeeld, waarbij de ene helft in strijd is met de andere. En deze twee helften schijnen een splitsing te zien te geven binnen een zelf dat als tweeledig wordt gezien.
13. Bedenk hoe deze zelfwaarneming zich wel moet uitbreiden, en zie daarbij niet het feit over het hoofd dat iedere gedachte zich uitbreidt omdat dit haar doel is, door te zijn wat ze werkelijk is.