Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 200 Speciaalheid Tegenover Zondeloosheid

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
07-10-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

IV. Speciaalheid tegenover zondeloosheid

1. Speciaalheid is een gebrek aan vertrouwen in iedereen behalve jezelf. Geloof wordt alleen in jouzelf geïnvesteerd. Al het andere wordt tot je vijand, gevreesd en aangevallen, dodelijk en gevaarlijk, gehaat en enkel het vernietigen waard. Al wat ze aan vriendelijkheid te bieden heeft is slechts misleiding, maar haar haat is werkelijk. Wanneer ze gevaar loopt te worden vernietigd moet ze wel doden, en jij wordt naar haar toegetrokken om haar als eerste te doden. En dat is de aantrekkingskracht van schuld. Hier wordt de dood als verlosser op de troon gezet; de kruisiging is nu de redding, terwijl verlossing alleen maar het vernietigen van de wereld kan betekenen, met uitzondering van jouzelf.
2. Wat kan de bedoeling van het lichaam anders zijn dan speciaalheid? En juist dit is wat het broos en hulpeloos maakt wat betreft zijn eigen verdediging. Het werd ontworpen om jou broos en hulpeloos te maken. Het doel van de afscheiding is zijn vloek. Maar lichamen hebben geen doel. Bedoeling is het domein van de denkgeest. En denkgeesten kunnen naar believen hun gerichtheid veranderen. Wat zij zijn kunnen ze niet veranderen, noch al hun eigenschappen. Maar wat ze als doel stellen kan worden veranderd, en de gesteldheid van het lichaam moet dienovereenkomstig wisselen. Van zichzelf uit kan het lichaam niets doen. Zie het als een middel om te kwetsen, en het wordt gekwetst. Zie het als een middel om te genezen, en het wordt genezen.
3. Jij kunt alleen jezelf kwetsen. Dit is menigmaal herhaald, maar vooralsnog moeilijk te vatten. Voor denkgeesten die uit zijn op speciaalheid, is dit onmogelijk. Maar voor diegenen die wensen te genezen en niet aan te vallen, is dit volkomen duidelijk. De bedoeling om aan te vallen ligt in de denkgeest, en de gevolgen ervan worden slechts gevoeld waar die is. Ook is de denkgeest niet begrensd; en dus moet het wel zo zijn dat een schadelijke bedoeling de denkgeest kwetst als één geheel. Niets kan voor speciaalheid minder begrijpelijk zijn. Niets kan voor wonderen meer begrijpelijk zijn. Want wonderen zijn louter een omzetting van de bedoeling om te kwetsen in die om te genezen. Deze omslag in bedoeling brengt speciaalheid inderdaad ‘in gevaar’, maar alleen in de zin dat alle illusies door de waarheid worden ‘bedreigd’. Ze zullen ten overstaan van haar niet standhouden. Maar welke vertroosting heeft ooit daarin gescholen, dat jij jouw Vader de gave zou willen onthouden die Hij vraagt, om die liever daaraan te geven? Geef ze aan Hem, en het universum is van jou. Schenk ze aan illusies, en geen enkele gave kan worden teruggegeven. Wat jij speciaalheid hebt gegeven, heeft jou bankroet gemaakt en je schatkamer kaal en leeg achtergelaten, met een uitnodigend openstaande deur voor alles wat jouw vrede maar wil verstoren om binnen te komen en verwoesting aan te richten.
4. Eerder heb ik je al gezegd niet na te denken over de middelen waarmee verlossing wordt verworven, noch hoe die te bereiken valt. Maar denk er wel over na, en denk er goed over na, of het jouw wens is je broeder als zondeloos te kunnen zien. Voor speciaalheid moet het antwoord wel ‘nee’ zijn. Een zondeloze broeder is haar vijand, terwijl zonde, als die al mogelijk was, haar vriend zou zijn. Je broeders zonde zou zichzelf rechtvaardigen, en zich een betekenis geven die door de waarheid wordt ontkend. Al wat werkelijk is verkondigt zijn zondeloosheid. Al wat onwaar is verkondigt dat zijn zonden werkelijk zijn. Als hij zondig is, dan is jouw werkelijkheid niet waar, maar slechts een droom van speciaalheid, die een ogenblik duurt, en tot stof vergaat.
5. Verdedig deze onzinnige droom niet, waarin God beroofd is van wat Hij liefheeft, en jij buiten bereik van verlossing blijft. Alleen het volgende staat vast in deze wisselvallige wereld, die in werkelijkheid geen betekenis heeft: wanneer jij niet volledig in vrede bent, en wanneer je enige vorm van pijn lijdt, dan heb je in jouw broeder een of andere zonde gezien, en je verheugd over wat jij dacht dat er was. Jouw speciaalheid leek omwille daarvan in veiligheid. En aldus heb je gered wat jij als jouw verlosser hebt aangewezen, en degene gekruisigd die God jou in plaats daarvan gegeven heeft. En zo ben jij met hem verbonden, want jullie zijn één. En zo is speciaalheid zijn ‘vijand’, en eveneens die van jou.