Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 159 Genezing En Geloof

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
11-08-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer
I. Genezing en geloof

1. We hebben eerder al gezegd dat vrede onvermijdelijk is wanneer een situatie geheel aan de waarheid is gewijd. Het bereiken van vrede is de maatstaf waarmee veilig kan worden aangenomen dat de toewijding totaal is. Maar we hebben tevens gezegd dat zonder geloof vrede nooit zal worden bereikt, want wat aan de waarheid wordt gewijd als zijn enig doel, wordt door geloof naar de waarheid gebracht. Dit geloof omvat iedere betrokkene, want alleen op die manier wordt de situatie als betekenisvol en als een geheel gezien. En iederéén moet er wel bij betrokken zijn, anders is je geloof beperkt en je toewijding onvolledig.
2. Iedere situatie, op de juiste wijze waargenomen, wordt een gelegenheid om de Zoon van God te genezen. En hij wordt genezen omdat je hem geloof hebt geschonken, door hem aan de Heilige Geest toe te vertrouwen en hem te bevrijden van alles wat jouw ego van hem eist. Zo zie jij hem als vrij, en in deze visie deelt de Heilige Geest. En aangezien Hij die deelt, heeft Hij die gegeven, en dus geneest Hij door jou heen. Juist door je met Hem te verbinden in een eenduidig doel wordt dit doel tot werkelijkheid gemaakt, want jij maakt het heel. En dat is genezing. Het lichaam is genezen omdat je zonder dat gekomen bent, en je verbonden hebt met de Denkgeest waarin alle genezing berust.
3. Het lichaam kan niet genezen, want het kan zichzelf niet ziek maken. Het behoeft geen genezing. Zijn gezondheid of ziekte hangt volledig af van de manier waarop de denkgeest het waarneemt, en van het doel waarvoor deze het gebruiken wil. Het is zonneklaar dat een segment van de denkgeest zichzelf als afgescheiden van het Universele Doel kan zien. Wanneer dit gebeurt wordt het lichaam zijn wapen, en wordt het tegen dit Doel aangewend om het ‘feit’ te bewijzen dat de afscheiding wel degelijk heeft plaatsgevonden. Op die manier wordt het lichaam het werktuig van illusie en handelt het dienovereenkomstig: het ziet wat er niet is, hoort wat de waarheid nooit gezegd heeft, en gedraagt zich krankzinnig, omdat het door krankzinnigheid gekluisterd is.
4. Negeer niet onze eerdere uitspraak dat ongeloof rechtstreeks tot illusies leidt. Want ongeloof betekent een broeder als een lichaam zien, en het lichaam kan niet ten behoeve van eenwording worden gebruikt. Als jij dus jouw broeder als een lichaam ziet, heb je de voorwaarde geschapen waaronder vereniging met hem onmogelijk wordt. Jouw ongeloof in hem heeft jou van hem gescheiden, en jullie beiden ervan weerhouden te worden genezen. Jouw ongeloof heeft zich aldus gekant tegen de bedoeling van de Heilige Geest, en illusies, die het lichaam centraal stellen, meegebracht om tussen jullie in te staan. En het lichaam zal ziek lijken, want jij hebt het tot ‘vijand’ van genezing en tot tegendeel van de waarheid gemaakt.
5. Het kan niet moeilijk zijn in te zien dat geloof het tegendeel moet zijn van ongeloof. Het verschil in hoe ze opereren is echter minder duidelijk, hoewel het rechtstreeks voortvloeit uit het fundamentele verschil in wat ze zijn. Ongeloof beperkt altijd en valt steeds aan; geloof neemt alle beperkingen weg en maakt heel. Ongeloof vernietigt en scheidt; geloof verenigt en geneest. Ongeloof plaatst illusies tussen de Zoon van God en diens Schepper in; geloof ruimt alle hindernissen op die tussen hen schijnen op te doemen. Ongeloof is volledig toegewijd aan illusies; geloof volledig aan de waarheid. Gedeeltelijke toewijding is onmogelijk. Waarheid is de afwezigheid van illusie; illusie de afwezigheid van waarheid. Ze kunnen niet beide samen voorkomen, noch waargenomen worden op dezelfde plaats. Jezelf aan beide wijden is je een doel stellen dat voor eeuwig onmogelijk te bereiken valt, daar een deel ervan via het lichaam wordt gezocht, dat als middel wordt beschouwd om de werkelijkheid te vinden via aanval. Het andere deel geneest en doet bijgevolg een beroep op de denkgeest, en niet op het lichaam.
6. Het onvermijdelijke compromis is de overtuiging dat het lichaam en niet de denkgeest moet worden genezen. Want dit verdeelde doel heeft aan beide evenveel werkelijkheid verleend, wat alleen mogelijk zou kunnen zijn als de denkgeest tot het lichaam is beperkt, en is verdeeld in kleine delen van schijnbare heelheid, maar zonder onderling verband. Dit zal het lichaam niet schaden, maar wel het waandenksysteem in de denkgeest behouden. Hier is dan ook genezing nodig. En hier is genezing dan ook. Want God heeft genezing niet gegeven los van ziekte, noch een remedie ingesteld waar geen ziekte kan zijn. Ze gaan samen, en wanneer ze tezamen worden gezien, worden alle pogingen om zowel de waarheid als de illusie in de denkgeest te behouden – waar beide zich wel moeten bevinden – onderkend als toewijding aan illusie; en ze worden opgegeven wanneer ze naar de waarheid worden gebracht en in ieder opzicht of op elke wijze als volstrekt onverenigbaar met de waarheid worden gezien.
7. Waarheid en illusie hebben geen onderling verband. Dit zal eeuwig waar blijven, hoezeer je ook probeert ze te verbinden. Maar illusies zijn, net als de waarheid, altijd met elkaar verbonden. Elk is een eenheid, een compleet denksysteem, maar volkomen los van elkaar. En dit zien is inzien waar de afscheiding is, en waar die moet worden genezen. Het gevolg van een idee is nooit gescheiden van zijn bron. Het idee van afscheiding heeft het lichaam voortgebracht, blijft ermee verbonden, en maakt het ziek doordat de denkgeest zich ermee vereenzelvigt. Jij denkt dat je het lichaam beschermt door die verbinding te verbergen, want door deze verhulling lijkt jouw vereenzelviging veilig bewaard te blijven tegen de ‘aanval’ van de waarheid.
8. Als je eens begreep hoeveel schade dit vreemde verhullen jouw denkgeest heeft berokkend, en hoe verward je eigen vereenzelviging hierdoor is geworden! Jij ziet niet hoe groot de verwoesting is, aangericht door je ongeloof, want ongeloof is een aanval die door zijn resultaten gerechtvaardigd lijkt. Want door iets je geloof te onthouden zie je wat dit onwaardig is, en kun jij niet achter die barrière kijken naar wat met jou verbonden is.
9. Geloof hebben is genezen. Het is het teken dat je de Verzoening voor jezelf hebt aanvaard, en haar daarom wilt delen. Door geloof biedt je het geschenk van vrijwaring van het verleden aan, dat jij ontvangen hebt. Je maakt geen gebruik van iets wat jouw broeder voorheen heeft gedaan om hem nu te veroordelen. Je kiest er vrijelijk voor om aan zijn vergissingen voorbij te zien, en achter alle hindernissen tussen jou en hem te kijken, en die als één te zien. En daarin zie je dat jouw geloof ten volle gerechtvaardigd is. Er bestaat geen rechtvaardiging voor ongeloof, maar geloof is altijd gerechtvaardigd.
10. Geloof is het tegendeel van angst, en maakt evenzeer deel uit van liefde als angst van aanval. Geloof is de erkenning van eenheid. Het is de genadige erkenning van eenieder als Zoon van jouw hoogst liefdevolle Vader, door Hem bemind zoals jij, en daarom door jou liefgehad als jezelf. Het is Zijn Liefde die jou en je broeder verbindt, en omwille van Zijn Liefde wil je niemand gescheiden houden van die van jou. Ieder verschijnt precies zoals hij in het heilig ogenblik wordt waargenomen, verenigd in jouw doel om van schuld te worden bevrijd. Je ziet de Christus in hem, en hij is genezen omdat je kijkt naar wat geloof in eenieder voor eeuwig gerechtvaardigd maakt.
11. Geloof is de gave van God, door middel van Hem die God jou gegeven heeft. Ongeloof kijkt naar de Zoon van God, en oordeelt dat hij vergeving onwaardig is. Maar gezien door de ogen van geloof, is de Zoon van God al vergeven en vrij van al de schuld waarmee hij zichzelf beladen heeft. Geloof ziet hem uitsluitend nu, want het kijkt niet naar het verleden om hem te beoordelen, maar ziet in hem louter wat het in jou ziet. Het ziet niet met de ogen van het lichaam, en kijkt evenmin naar lichamen voor zijn rechtvaardiging. Het is de boodschapper van de nieuwe waarneming, uitgezonden om getuigen van zijn komst te verzamelen, en hun boodschappen naar jou mee terug te nemen.
12. Geloof wordt even makkelijk als de werkelijke wereld voor kennis ingeruild. Want geloof vloeit voort uit de waarneming van de Heilige Geest, en is het teken dat je die met Hem deelt. Geloof is een gave die je via Hem aan de Zoon van God schenkt, en die zowel voor zijn Vader als voor Hem geheel aanvaardbaar is. En die zodoende aan jou wordt geschonken. Je heilige relatie, met haar nieuwe doel, schenkt jou geloof om aan je broeder te geven. Je ongeloof heeft hem en jou uit elkaar gedreven, en daarom herken je in hem de verlossing niet. Maar geloof verenigt jullie in de heiligheid die jullie zien, niet door de ogen van het lichaam, maar in de visie van Hem die jullie verbonden heeft en in Wie jullie verenigd zijn.
13. Genade wordt niet aan een lichaam, maar aan een denkgeest geschonken. En de denkgeest die ze ontvangt kijkt terstond voorbij het lichaam, en ziet de heilige plaats waar hij genezen werd. Daar bevindt zich het altaar waar de genade werd geschonken waarin hij staat. Bied jouw broeder dan ook genade en zegen aan, want jij staat aan hetzelfde altaar waar genade voor jullie beiden werd neergelegd. En wees tezamen door genade genezen, opdat jullie mogen genezen door middel van geloof.
14. In het heilig ogenblik staan jij en je broeder voor het altaar dat God voor Zichzelf en voor jullie beiden heeft opgericht. Leg ongeloof terzijde, en kom er samen naartoe. Daar zul je het wonder van je relatie zien zoals die door middel van geloof opnieuw totstandkwam. En daar zul je inzien dat er niets is wat geloof niet kan vergeven. Geen enkele dwaling verstoort zijn rustige blik, die het wonder van genezing met hetzelfde gemak naar alle brengt.