Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

IV. Droomrollen

1. Geloof jij dat de waarheid slechts uit een paar illusies kan bestaan? Het zijn dromen, omdat ze niet waar zijn. Hun eendere gebrek aan waarheid wordt de basis voor het wonder, wat betekent dat jij begrepen hebt dat dromen dromen zijn, en dat de uitweg niet van de droom maar alleen van het ontwaken afhangt. Is het mogelijk dat men een aantal dromen vasthoudt, terwijl men uit andere ontwaakt? De keuze is niet welke dromen je al dan niet wilt behouden, maar alleen of jij in dromen wenst te leven of eruit ontwaken wilt. Het is dus niet zo dat het wonder een aantal dromen uitkiest om die onaangeroerd te laten door zijn weldadigheid. Je kunt niet sommige dromen dromen en uit andere ontwaken, want of je slaapt, of je bent wakker. En dromen gaat maar met een van beide samen.
2. De dromen die jij prettig denkt te vinden houden jou evenzeer tegen als die waarin angst wordt gezien. Want elke droom is niets anders dan een droom van angst, welke vorm die ook lijkt aan te nemen. De angst wordt vanbinnen, vanbuiten of op beide plaatsen gezien. Of hij kan vermomd zijn in een aangename vorm. Maar nooit ontbreekt hij in de droom, want angst is de grondstof van dromen, waarvan ze alle zijn gemaakt. Hun vorm kan veranderen, maar ze kunnen niet uit iets anders worden opgebouwd. Het wonder zou zeker verraderlijk zijn als het jou nog steeds bang liet zijn, omdat je de angst niet had onderkend. Dan zou je niet bereid zijn te ontwaken, waartoe het wonder juist de weg bereidt.
3. Heel eenvoudig geformuleerd kan worden gezegd dat een aanval een reactie is op een functie die niet wordt vervuld zoals jij die functie ziet. Die kan in jou of in iemand anders zijn, maar waar ze wordt waargenomen, daar zal ze worden aangevallen. Depressiviteit of geweld zijn beslist het thema van elke droom, want ze zijn van angst gemaakt. De dunne vermomming van vreugde en plezier waarin ze misschien zijn verpakt, kan nauwelijks de zware klomp angst verhullen die daar de kern van vormt. Dit is wat het wonder ziet, niet de verpakking waarin deze gewikkeld is.
4. Wanneer jij kwaad bent, komt dit dan niet doordat iemand verzuimd heeft de functie te vervullen die jij hem hebt toebedeeld? En wordt dit dan niet de ‘reden’ waarom jouw aanval gerechtvaardigd is? De dromen die jij prettig denkt te vinden zijn die waarin de functies die jij hebt verdeeld zijn vervuld, en waarin aan de behoeftes die jij jezelf toeschrijft is voldaan. Het maakt niet uit of ze vervuld zijn of slechts gewenst. Het is het idee dat ze bestaan waaruit de angsten voortkomen. Dromen worden niet in meerdere of mindere mate gewenst. Ze worden verlangd, of niet. En elk staat voor een of andere functie die jij hebt toegewezen, een of ander doel dat voor jou door een gebeurtenis, een lichaam of een ding vertegenwoordigd én bereikt zou moeten worden. Als het daarin slaagt, denk jij dat je de droom prettig vindt. Maar mocht het mislukken, dan denk jij dat de droom naar is. Maar of het slaagt of faalt is niet de kern van de zaak, maar slechts zijn flinterdunne bedekking.
5. Hoe gelukkig zouden je dromen worden als jij niet degene was die elk figuur in de droom de ‘juiste’ rol toemat. Niemand kan tekortschieten behalve in jouw idee over hem, en hierbuiten bestaat er geen andere daad van verraad. De kern van de dromen die de Heilige Geest geeft, is er nooit een van angst. De bedekkingen lijken misschien niet te veranderen, maar hun betekenis is wel veranderd, doordat ze iets anders bedekken. Waarnemingen worden door hun doel bepaald, in de zin dat ze lijken te zijn waartoe ze dienen. Een schaduwgestalte die aanvalt, wordt een broeder die jou de kans geeft om te helpen, als dit de functie van de droom wordt. En nare dromen worden zo in vreugde omgezet.
6. Waartoe dient jouw broeder? Jij weet het niet, omdat jouw functie jou niet duidelijk is. Verleen hem geen rol waarvan jij je inbeeldt dat die jou geluk moet brengen. En probeer hem niet te kwetsen wanneer hij niet de rol op zich neemt die jij hem hebt toebedacht in wat jij als de bedoeling van jouw leven droomt. In iedere droom die hij heeft vraagt hij om hulp, en jij kunt hem die bieden als jij de functie van de droom op dezelfde manier ziet als Hij die alle dromen als middel kan gebruiken om de functie die Hem gegeven is te dienen. Omdat Hij de dromer liefheeft, en niet de droom, wordt elke droom tot een geschenk van liefde. Want in het middelpunt daarvan staat Zijn Liefde voor jou, die elke vorm die de droom maar aanneemt met liefde verlicht.