Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Tekst 183 De Innerlijke Omslag

Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les
14-09-2022

Ondersteun deze klassen met een gift: https://eencursusinwonderen.org/doneer

VIII. De innerlijke omslag

1. Zijn gedachten dan gevaarlijk? Voor lichamen wel! De gedachten die lijken te doden zijn degene die de denker leren dat hij kan worden gedood. En zo ‘sterft’ hij als gevolg van wat hij heeft geleerd. Hij gaat van het leven naar de dood, het uiteindelijk bewijs dat hij meer waarde hechtte aan het inconstante dan aan constantheid. Ongetwijfeld dacht hij dat hij geluk wilde. Maar hij verlangde er niet naar omdat het de waarheid was, en dus wel constant moest zijn.
2. De constantheid van vreugde is een toestand die jouw begrip volkomen vreemd is. Maar als jij je alleen al kon voorstellen wat dit moet zijn, zou je ernaar verlangen, ook al begrijp je het niet. De constantheid van geluk kent geen uitzonderingen, en geen verandering van welke soort ook. Ze is even onwankelbaar als de Liefde van God voor Zijn schepping. Even zeker in zijn visie als zijn Schepper is in wat Hij weet, kijkt geluk naar alles en ziet dat het hetzelfde is. Het heeft geen oog voor het kortstondige, want het verlangt dat alles is zoals het zelf is, en ziet dat ook zo. Niets heeft de macht zijn constantheid onderuit te halen, want zijn eigen verlangen kan niet aan het wankelen worden gebracht. Het komt even zeker tot degenen die zien dat de laatste vraag onontbeerlijk is voor de rest als vrede onvermijdelijk komt tot hen die ervoor kiezen te genezen en niet te oordelen.
3. De rede zal jou vertellen dat je niet op een inconstante manier om geluk kunt vragen. Want als je ontvangt wat je verlangt, en geluk constant is, hoef je er slechts eenmaal om te vragen om het aldoor te hebben. En als je het niet aldoor hebt, dan heb je er, gezien wat het is, ook niet om gevraagd. Want niemand kan nalaten iets te vragen wat hij verlangt en waarvan hij gelooft dat het enige belofte inhoudt hem dat te kunnen verstrekken. Hij kan zich vergissen in wat hij vraagt, waar en waaraan hij vraagt. Toch zal hij vragen, omdat verlangen een verzoek is, een vragen om, gedaan door iemand aan wie God Zelf nooit een antwoord zal weigeren. God heeft reeds alles gegeven wat hij werkelijk wenst. Maar waarover hij onzeker is, dat kan God niet geven. Want hij verlangt het niet, zolang hij onzeker blijft; en Gods geven moet dan wel incompleet zijn, tenzij het ontvangen wordt.
4. Jij die Gods Wil compleet maakt en Zijn geluk bent, wiens wil even machtig is als de Zijne – een macht die niet verloren gaat in jouw illusies -, denk zorgvuldig na waarom je nog niet beslist hebt hoe je de laatste vraag zult beantwoorden. Jouw antwoord op de andere heeft het mogelijk gemaakt jou te helpen in elk geval reeds gedeeltelijk verstandig te zijn. Maar het is de laatste die jou echt vraagt of je bereid bent volkomen verstandig te zijn.
5. Wat is het heilig ogenblik anders dan Gods oproep aan jou te herkennen wat Hij jou gegeven heeft? Dit is de grote oproep aan de rede: het bewustzijn van wat steeds zichtbaar aanwezig is, het geluk dat steeds het jouwe kan zijn. Hier is de constante vrede die jij voor eeuwig ervaren kunt. Hier wordt wat de ontkenning heeft ontkend aan jou geopenbaard. Want hier is de laatste vraag al beantwoord, en waar jij om gevraagd hebt reeds gegeven. Hier is de toekomst nu, want de tijd staat machteloos vanwege jouw verlangen naar wat nooit veranderen zal. Want jij hebt gevraagd dat er niets staat tussen de heiligheid van je relatie en je bewustzijn van deze heiligheid.