Gelukkig de mens is een podcast over de bijbel voor mensen van nu. Het zijn korte reflecties vanuit oude teksten en verhalen, op zoek naar de gemeenschappelijke deler: de mens. Deze week leest Wieteke Jesaja 45:1-13 Dit zegt de HEER tegen Cyrus, zijn gezalfde, die hij bij de rechterhand neemt, aan wie hij volken onderwerpt, voor wie hij koningen ontwapent, voor wie hij deuren opent – geen poort blijft gesloten: Ik zal voor je uit gaan, ik zal ringmuren slechten,bronzen deuren verbrijzelen, ijzeren grendels stukbreken. Ik zal je verborgen schatten schenken, diep weggeborgen rijkdommen. Dan zul je weten dat ik de HEER ben, de God van Israël, die jou bij je naam roept. Omwille van mijn dienaar Jakob, van Israël, dat ik heb uitgekozen, heb ik je bij je naam geroepen en je met een erenaam getooid, ofschoon je me niet kende. Ik ben de HEER, er is geen ander, buiten mij is er geen god. Ik heb je omgord met wapens, ofschoon je me niet kende. Zo zal iedereen, van oost tot west, weten dat er niets is buiten mij. Ik ben de HEER, er is geen ander die het licht vormt en het donker schept, die vrede maakt en onheil schept. Ik ben het, de HEER, die al deze dingen doet. Hemel, laat gerechtigheid neerregenen, laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen. Laten hemel en aarde redding voortbrengen en ook het recht doen ontspruiten. Ik, de HEER, heb dit alles geschapen. Wee degene die de strijd aanbindt met hem door wie hij gevormd is – een potscherf tussen de potscherven. Zegt klei soms tegen wie hem vormt: ‘Wat ben je eigenlijk aan het maken?’ of: ‘Deze pot heeft niet eens oren!’ Wee degene die tegen zijn vader zegt: ‘Wat heb je verwekt?’ en tegen zijn moeder: ‘Wat hebben je barensweeën gebracht?’ Dit zegt de HEER, de Heilige van Israël, die Israël gevormd heeft: Wilden jullie mij ondervragen over het lot van mijn kinderen, of mij iets voorschrijven omtrent het werk van mijn handen? Ik ben het die de aarde maakte en de mens op aarde schiep; mijn handen hebben de hemel uitgespannen, ik riep het sterrenleger tevoorschijn. Ik ben het die Cyrus laat komen in gerechtigheid, steeds opnieuw baan ik voor hem de weg. Hij zal mijn stad herbouwen; hij geeft mijn ballingen de vrijheid terug, zonder betaling of steekpenningen te eisen – zegt de HEER van de hemelse machten.